Overwegingen van dit jaar

terug naar: aandachtig & nieuwsgierig .
En hier vind je:
Overwegingen 2014
Overwegingen 2013 - Overwegingen 2012 - Overwegingen 2011 - Overwegingen 2010 - Overwegingen 2009
Overwegingen 2008 - Overwegingen 2007 - Overwegingen 2006 - Overwegingen 2005

Wil je kennismaken oude overwegingen van mij of mijn collega's bij De Duif, klik dan op Overwegingen 2014 basisgemeente De Duif, en kijk bij onder aan de pagina bij eerdere jaargangen of kijk bij Inspireren of bij Vieren.
Lees ook het mooie artikel over de Duif in Volzin, januari 2013.



Diana leidt de uitvaartviering van Ton Wiemers in De Duif.

Overwegingen van het jaar 2015

terug naar: aandachtig & nieuwsgierig


24 december 24 december 2015, Kerstnacht, De Duif
Diana ging voor met Carolien Maris om 0.00 uur in de nacht van 24 op 25 december met als thema: "Groot is de macht en eindeloos de vrede, Levenslicht in de duisternis".
Op de website van de Duif kun je de volledige liturgie lezen, zie: Kerstnachtliturgie.
Op facebook kun je luisteren naar het prachtige, speciaal voor deze nacht ingestudeerde 23ste Psalm


20 september 2015, De Duif
Diana ging voor met Fred Vos, op Vredeszondag met als thema: "Vechtpartijen en ruzies, waar komen ze vandaan?"
Op de website van de Duif kun je de volledige liturgie lezen, zie: volledige liturgie.

Inleiding

Goedemorgen allemaal. Hartelijk welkom hier in de Duif op Vredeszondag. Fijn dat jullie er zijn, we zijn een mooie club zo hier op zondagmorgen. Nieuwkomers, weet je welkom – en oudkomers, fijn om weer samen te zijn en te delen in inkeer, inzichten en uitwisseling.

“Weet je zeker dat deze tekst niet uit de koran komt?” grapte iemand bij de voorbereiding van deze viering. “Hebben we dat echt in onze bijbel staan?” Ja, we lezen een tekst waarin Mozes de doodstraf uitspreekt over al wie geloofsafval voorstaat. Nu verwacht ik niet dat er iemand is in deze kerk die deze tekst nog letterlijk wil toepassen in deze tijd of zelfs maar de behoefte heeft om uit te leggen dat we deze tekst niet letterlijk hoeven te nemen. Dat is in ons soort kringen vanzelfsprekend.

Waarom dan toch deze tekst opgenomen in de liturgie en nog wel op Vredeszondag?
Het toeval wil dat deze teksten in het leesrooster staan, dat is de aanleiding. Maar toen ik ze las dacht ik: ik had het niet beter kunnen verzinnen als basisteksten voor vredeszondag – het is een mooie uitdaging. Juist het letterlijk overnemen van dit soort teksten – door fundamentalistische gelovigen van alle gezindten – is dat niet juist de oorzaak van alle ellende? Juist teksten doen ons gruwelen. Er werden en worden mensen om vermoord of uitgesloten. Nu volop door IS, maar nog steeds zijn er ook bij christenen en joden fundamentalisten die er hetzelfde over denken.

We moeten iets met deze tekst, met onze eigen erfenis aan dit soort teksten, als we het gesprek met de moslims niet willen vereenvoudigen tot een moralistisch oordeel. Als we niet willen zeggen: jullie moeten net als wij dit soort teksten niet meer serieus nemen, dat is achterlijk en primitief. In de vuilnisbak van de geschiedenis ermee – of toch wat anders?
Wat willen we er dan wel mee doen?

Laten we ervan uitgaan dat Mozes en de mensen toen niet achterlijk waren maar een goede reden hadden voor wat ze wilden. Laten we de tekst daarom eerst maar eens lezen, hoe stuitend we hem ook vinden. Laten we de Vredeszondag indachtig de tekst nog eens grondig lezen en onze interpretatie in het kader van de vrede en de vrijheid zetten.

Fred en ik wens ons allen een goede viering toe, amen.

Openingstekst Marcus 9,38-40

Johannes zei tegen Jezus: ‘Meester, we hebben iemand in uw naam demonen zien uitdrijven, en wij hebben hem tegen-gehouden, omdat hij geen volgeling van ons was.’
Maar Jezus zei: ‘Houd hem niet tegen, want iemand die in mijn naam een machtige daad verricht, zal niet gauw kwaad van Me spreken. Immers, wie niet tegen ons is, is vóór ons’

1e lezing Deuteronomium 13,1-12

Alles wat ik u voorschrijf moet u stipt volbrengen; u mag er niets aan toevoegen en er niets van afdoen.

Wanneer in uw midden een profeet opstaat, of iemand die droomgezichten heeft, en hij u tekenen en wonderen aankondigt, en het teken of wonder dat hij voorspeld heeft komt uit, en hij zegt dan: “Laat ons achter andere goden aangaan, goden van wie u de macht niet kent, en die gaan dienen”, geef dan geen gehoor aan wat die profeet of die dromer zegt. De HEER uw God stelt u dan op de proef om te zien of u Hem met heel uw hart en ziel bemint. U moet de HEER uw God volgen, Hem vrezen, zijn geboden onderhouden en naar Hem luisteren; Hem moet u dienen en aanhangen. Maar die profeet of dromer moet ter dood gebracht worden. Hij heeft afval gepreekt tegen de HEER uw God, die u uit Egypte heeft geleid en u uit het slavenhuis heeft verlost; hij wilde u afbrengen van de weg die de HEER uw God heeft voorgeschreven. Zo zult u dat kwaad bij u uitroeien.

Wanneer uw broer, een zoon van uw moeder, uw zoon of uw dochter, uw liefste vrouw of uw beste vriend u in het geheim voorstelt: “Laat ons andere goden gaan dienen”, van wie u en uw voorouders de macht niet hebben gekend, goden van de volken rondom, dichtbij of ver van u af, waar ter wereld ook, dan mag u daar niet aan toegeven en niet naar zo iemand luisteren. U mag geen medelijden met zo iemand hebben en zo iemand niet sparen of in bescherming nemen. U moet zo iemand zonder uitstel doden. Zelf moet u als eerste uw hand tegen zo iemand opheffen en daarna moeten alle volksgenoten het doodvonnis voltooien. U moet zo iemand doodstenigen, omdat hij heeft geprobeerd u af te brengen van de HEER uw God, die u uit Egypte, dat slavenhuis, heeft geleid. Heel Israël zal het horen, met vrees vervuld worden en niet opnieuw proberen een dergelijke wandaad bij u te bedrijven.’

2e Lezing Jakobus 4,1 – 3

Waar komen bij u die vechtpartijen en ruzies uit voort? Toch alleen uit uw eigen genoegens, die u niet met rust laten?
U begeert wat u niet hebt. U moordt en u zet uw zinnen op wat u niet kunt krijgen. Dan gaat u vechten en strijden.
U hebt niets, omdat u niet bidt. En als u bidt, ontvangt u niets, omdat u kwalijk bidt, met de bedoeling namelijk om wat u krijgt, te verkwisten in uw eigen genoegens.

Overweging

We leven in onze tijd met een waarheid tegenovergesteld aan die van Mozes: je tot God wenden lijkt een achterlijke onderneming. In sommige kringen zeg ik het nog steeds met schroom: dat ik voorganger ben in deze kerk. En ook: als ik iemand tref die mij tot God wil brengen ben ik onmiddellijk argwanend. Wat is de bedoeling, word ik weer in een keurslijf geknecht? Om vrij te zijn hebben wij toch afscheid genomen van godsdienst en van de oude God?
God verlaten is een kwalijke zaak volgens Mozes. God verlaten hoort bij de ergste dingen die je kunt doen. Anderen overhalen om God te verlaten staat op één lijn met moord, ontvoering voor slavernij, seks met een dier, overspel, homoseksualiteit, prostitutie, verkrachting. Dit zijn allemaal zaken waarvan Mozes zegt dat ze met de dood moeten worden bestraft.
Maar waarom spreekt Mozes de doodstraf uit? Dat kan toch alleen maar zijn omdat Mozes dat wat bestraft wordt ziet als een groot gevaar. Laten we dat eens onder de loep nemen. Geloofsafval, wat is dat en waarom was dat in die tijd zo gevaarlijk?

Het boek Deuteronomium bestaat uit toespraken van Mozes vlak voor zijn sterven, het zijn de laatste vermaningen voordat hij de leiding aan zijn broer Jozua overgeeft. Hij spreekt het volk toe dat hij uit het slavenhuis van het verleidelijke Egypte heeft geleid. Laten we het ons herinneren: de 12 zonen van Jakob zijn in Egypte waar de jongste zoon Jozef zich een hoge positie heeft veroverd. Eerst waren ze welkom en werden rijk ontvangen, later toen zij zich vermenigvuldigden keerde het tij en werd het volk wreed onderdrukt en als slaven behandeld. Mozes leidt hen weg, terug naar het land van de voorouders. Dat volk zwerft nog steeds door de woestijn en is het beloofde land nog niet binnengegaan. 40 jaar lang – dat is een lange tijd om geduld en vertrouwen te behouden!
Mozes beseft maar al te goed de verleidingen, die dat rondzwervend volk bedreigen. De mensen verlangden terug naar de vleespotten van Egypte, liever slavernij omringd door rijkdom dan sterven onderweg naar je ideaal. De lange tocht van terugkeer naar het eigen land, het veroveren van een eigen gebied in het land van je voorouders – dat is voortdurend in gevaar.
Mozes spreekt over het “afbrengen van de god die uit het slavenhuis heeft verlost”. Dat wil zeggen: je weer wenden tot de afgoden die je terugvoeren de slavernij, de onvrijheid in.
Als een deel van het volk zich afwendt van de god die hen naar het beloofde land leidt, dan zal het volk uiteen vallen, terugverlangend naar de goede oude tijd van slavernij.

De ontdekking van het joodse volk was de stem van één God, één waarheid, die éénheid in het volk bracht en hen zo uit de slavernij kon trekken. Het was de stem van de god van Vrijheid. De afgoden, de “Goden, wiens macht u niet kent” zijn de verleidelijke stemmen terug de verslaving in van de knechting: het niet verantwoording nemen over je eigen leven en niet verantwoording voor je volk hoeven dragen. Dat kunnen we ons wel voorstellen: het oude bekende, ondergeschikt zijn, je daarin schikken en er tegelijk over mopperen: dat is soms heel wat comfortabeler dan de verantwoording op je nemen en je eigen weg gaan.
Het doet me denken aan al die mensen die terugkrabbelen op een heldhaftige ingeslagen weg,
Zoals drank- en drugsverslaafden wiens afkicken zoveel terugval kost en nieuwe pogingen voor het ooit lukt. Ik denk aan geslagen vrouwen die te snel terug gaan naar de man die hen sloeg. Ze hopen een valse hoop dat zijn simpele belofte om het niet meer te doen genoeg is. Maar je kunt niet terug achter wat is gebeurd, je moet soms verder.
Er dreigt dus niet alleen gevaar voor de persoon die zich van zijn echte vrijheid afkeert, maar vooral voor het hele volk. Het is een kwestie van overleven.

Ja, het is barbaars dat stenigen, ik kan me het volk amper voorstellen dat zo’n straf inzet en ook zou uitvoeren om te overleven. Wij kunnen met zoveel gemak van God scheiden, het is moeilijk voorstelbaar hoe levensbedreigend het was in een woestijn, met mensen die nog doordrenkt zijn van het slavenbestaan.
Wat worden wij hier nu wijzer van? Ook al zwerven wij niet meer als volk door de woestijn, wij hebben nog steeds wel degelijk de god van de vrijheid nodig, en of we dat nu God noemen of een Vrijheidskracht of een Bewustzijn van Vrijheid. Uit de tekst kunnen we lezen dat de God van de vrijheid een veeleisende God is. De doodstraf is al lang niet meer nodig, maar vrijheid is ook niet voor watjes.
Vrijheid vraagt van ons dat wij ons hele leven, ons denken en verlangen richten op die vrijheid. Als gelovigen in een God of een Kracht van Vrijheid is dit onze intentie: ons voortdurend bewust zijn wat mijzelf, wat iederéén echte vrijheid brengt. Je kunt op zoveel manieren God verlaten en je ziel verkopen. Achter de afgoden van macht en geld aanlopen, een gouden kalf maken en aanbidden in welke hedendaagse vorm dan ook, je ziel verkopen aan de duivel, denken dat jouw kerk of groep de waarheid bezit, jouw nu nog rijke land gesloten moet worden voor het leed van anderen, je ogen sluiten voor wat je heus wel weet dat negatief is – zie het in en hou er mee op!
Als we echt vrij willen zijn, hebben wij alle mechanismen op te merken die leiden naar onvrijheid. Dat zijn de vreemde goden wiens macht wij onvoldoende kennen. Als wij hun macht leren kennen, kunnen we ze laten gaan en zijn ze onschadelijk.

Een zo’n afgod, zo’n mechanisme dat ons van vrijheid afhoudt is de spiraal van geweld, de vechtpartijen en de ruzies. We hebben het hier in de kerk vaker over gehad: geweld is een zeer korte termijn oplossing voor een probleem, en het zorgt juist op langere termijn voor versterken van geweld. Heel soms noodzakelijk, maar heel vaak verkeerd ingezet. Vredeszondag herinnert ons eraan hoe desastreus het is dat we geweld zo vaak té snel als oplossing inzetten. Vredeszondag herinnert ons om de consequenties op langere termijn van geweld niet langer meer zo ernstig te onderschatten. Laat we oplettend zijn, niet onszelf een rad voor ogen draaien met oplossingen die ons nog meer schade toebrengen.

Een andere afgod of mechanisme dat vrijheid frustreert is verlangen en hebzucht. Jakobus zegt er in zijn brief over dat de gerichtheid op onze eigen behoeften, op onze genoegens ons drijft naar vechten en strijden. Hebzucht is een vergif, wees de Boeddha al aan, naast haat en onwetendheid is het de hebzucht die ons lijden veroorzaakt. Jakobus is wat kort door de bocht: moorden om je genoegens te krijgen – dat zullen we hier niet zo herkennen als een mechanisme, maar ervoor met onze ellebogen werken – dat kennen we wel. En, zegt Jakobus: als je vanuit je hebzucht bidt, bid je verkeerd – je wil namelijk alleen krijgen wat je voor je genoegens kunt inzetten. Je weet al heel precies wat we je hebben wil: “O Lord, won’t you buy me a Mercedes Benz.” Dat soort bidden, zoals Janis Joplin in mijn jeugd al zong, dat werkt niet.
In de eerste bijbelvertaling die ik van deze tekst las stond: “Als u bidt, kríjgt u niets, omdat u verkeerd bidt.” Dat klonk mij wel erg moralistisch in de oren – alsof God ons niets gééft omdat we verkeerd bidden en hij het ons wél geeft als we goed bidden. Nee, andere vertalingen draaiden het om: “U ontvángt niets, omdát u verkeerd bidt”. Als je iets wilt kunnen ontvangen in het bidden, zal je je hartstochten opzij moeten zetten. Loslaten wat je bezeten maakt, dat is niet alleen voorwaarde voor juist bidden en mediteren, het is het bidden zélf dat je bevrijdt. Bidden, mediteren is zijn eigen beloning. Innerlijke bevrijding vraagt erom dat je je hebzucht niet meer serieus neemt.

Een derde afgod of mechanisme dat ons van vrijheid afhoudt, zien we terug in de eerste tekst van Marcus. We kennen dat maar al te goed: “het is niet van ons”. Als iets niet van ons is, kán het niet goed zijn. De apostelen van Jezus hebben iemand goede werken zien doen uit Jezus’ naam en hem dat verboden. Als wij het niet zelf verzonnen hebben, er niet zélf een stempel op gezet hebben, kán het niet goed zijn. Als er een initiatief uit de vrijgemaakt hervormde kerk komt, of vanuit Islamitische kant voor bijvoorbeeld vluchtelingen – dan kán dat niet goed zijn, daar zal wel wat achter steken. Dat soort achterdocht of vooringenomenheid is een afgod, een mechanisme dat ons van de vrijheid vervreemdt. Je ideologie, je gewoonte of geloof is je dan belangrijker dan de praktijk van bevrijding. Jezus zegt: houdt hem niet tegen. Hij is geen leerling van ons maar doet de goede dingen – laat hem zijn ding doen! Kijk verder dan je neus lang is.

Wat een pijnlijk absurd verschijnsel is het: uit naam van de vrijheid nemen we nog steeds afscheid van de God van de vrijheid. Laten we Vredeszondag indachtig zijn en alle innerlijke en uiterlijke afgoden ontdekken en onschadelijk maken. Alle mechanismen die tot onvrijheid leiden, in onszelf, in onze groepen en gemeenschappen, in onze samenlevingen – laten we ze dóórhebben, ze elkaar niet aandoen en ze opruimen – omdat we willen werken aan vrijheid voor iedereen.

Ik wens ons allen vrijheid, vrede en alle goeds!


26 juli 2015, De Duif
Diana ging voor met Hans Erdmann met als thema": "Geloof jij in de liefde?"
Alle muziek is van Bobby Mcferrin - SpiritYouAll, Vocabularies, Medicine Music. Luister vooral naar het prachtige: 23rd Psalm.

Inleiding

Lieve mensen heel hartelijk welkom vandaag, in het midden van de zomer, terwijl er velen van ons weg zijn, de zon opgezocht hebben. Maar het neusje van de zalm zit hier – fijn dat jullie er zijn. Welkom of je hier nu vaker komt of voor het eerst bent, we zijn blij dat je er bent.

“Geloof jij in de liefde?” kwam bij mij naar boven, toen ik een onderwerp zocht in de zomerserie van dit jaar getiteld “Geloof jij in de zomer?”. Mijn collega voorgangers hadden al wat gekozen – en dit onderwerp flapte er bij mij uit. Iemand zei: “Dat is dapper” – mijn jarenlange relatie is immers nog niet zo lang uit, nog geen jaar.

Als je het over liefde hebt, over die sterke emotie die alles vult, die gekoppeld aan passie en pijn voor miljarden liederen, gedichten, verhalen, schilderijen hebben gezorgd, dan denken we toch allemaal aan een Grote Liefde, de Ware Liefde, die enorme verliefdheid die je overvallen kan, met de hoop op eindeloos geluk.
Toch hebben we daar geen woord aan gewijd in de voorbereidingsavond van deze viering. Er is zoiets als een nog veel Grotere Liefde, onvoorwaardelijke liefde die je voor alle mensen en onderdelen van je leven kunt hebben, de liefde die wij vinden in onze toevlucht tot God.

We gaan het allemaal onderzoeken, deze viering, en de waanzinnig mooie muziek van Bobby Mcferrin begeleidt ons daarbij. In de zomer is er geen koor en zoeken we altijd andere muziek. Ik ben bij het zoeken geholpen door iemand die ik alleen van Facebook ken. Ik heb weer heel wat meer van Bobby Mcferrin meegekregen en kan dat weer aan jullie meegeven. Lang leve de virtuele vriendschappen!

Bobby Mcferrin is meer dan een zanger, hij is een stemkunstenaar, maakt de meest fantastische muziek en heeft hele cd’s gemaakt met alleen maar de effecten van zijn eigen stem. Daarnaast is Bobby spiritueel, schrijft prachtige teksten en is, zo niet maatschappelijk geëngageerd, dan toch in ieder geval zeer vrouwvriendelijk. Dat zal je horen in de mooie 23ste psalm na de voorbeden. Met excuses voor wie geen Engels verstaat – het was te veel werk om alles te vertalen.
Vandaag ga ik voor met Hans Erdmann, wat ik erg leuk vind. Hans zit altijd in zijn eentje op zijn vaste plekje hier in de Duif, en voor vandaag heb ik hem kunnen overhalen mee te doen – het is zijn vuurdoop. Het gaat vast goedkomen.

Hans en ik hopen dat uw ziel doordrenkt raakt van de muziek van Bobby Mcferrin en vervuld van de Grote Liefde!
Een mooie viering wensen we u toe.

Eerste lezing – Psalm 139 – vertaling Bette Westera

Wonderlijk,
zo goed als jij mij kent, God.
Je weet wat ik doe,
waar ik ga,
waar ik sta.
Ga ik verkeerd,
dan roep je me terug.
Je geeft me een duwtje
en zegt: deze kant op.
Alleen maar een duwtje,
heel zacht,
in een andere richting.
Doe ik iets doms,
dan ken jij mijn schaamte.
Je fluistert:
het geeft niet,
begin maar opnieuw.
En je helpt me.
Niet met je handen,
maar ergens van binnen,
onzichtbaar en zacht.
Jij kent mij als geen ander, God.
Jij weefde mijn weefsel,
mijn handen, mijn voeten,
mijn hart en mijn nieren,
mijn diepste gedachten,
mijn wezen.
Jij kent mij van lijf en van leden,
van buiten en van binnen,
van vroeger,
voor nu en altijd.

Tweede lezing 1 Corinthiërs 13 – vertaling Huub Oosterhuis

Al spreek ik met tongen
van engelen en mensen;
maar liefde heb ik niet:
Ik ben schallend koper,
een rinkelende tamboerijn.
Al ben ik een profeet,
ziende het onzienlijke,
in alles ingewijd,
en is mijn geloof zo volkomen
dat ik bergen verzet,
maar ik heb geen liefde,
ik ben niets.
En geef ik alles weg,
en laat mij martelen
als het moet,
heb ik geen liefde,
dan dient het tot niets.
Liefde is ruimte geven,
tijd laten, goedheid, geduld.
liefde is niet kleinzielig,
jaloers, hebzuchtig.
Liefde laat zich niet gelden,
ijdel, grof, ongenaakbaar.
Wie liefheeft
is niet belust op zichzelf.
Liefde wordt niet verbitterd,
Liefde vindt niets onvergeeflijk.
Onrecht maakt haar niet gelukkig,
waarheid maakt haar gelukkig.
Liefde houdt stand tegen alles:
telkens weer gelooft zij,
alles verdraagt zij,
altijd opnieuw vol hoop.
nooit bezwijkt de liefde.
Profetenwoorden wel,
talen verstommen,
alle kennis is eindig.
Ach, al wat wij weten is stukwerk –
en onze visioenen: flarden licht.
Maar als het oneindige aanbreekt,
houdt al het eindige op.
Toen ik nog een klein kind was,
praatte ik zoals kinderen doen,
en ik dacht niet verder
dan kinderen doen.
Nu ik een man geworden ben,
heb ik dat achter mij gelaten.
Nu nog zien wij spiegelbeelden,
raadselachtig,
eenmaal staan wij oog in oog.
Nu nog weet ik niet de helft,
ooit, eenmaal, zal ik alles weten,
zoals Hij alles weet van mij.
Geloof en hoop en liefde
zullen blijven, alle drie,
maar de grootste is de liefde.

Derde lezing Lucas 6: 27-35 – Naardense Bijbel

“Nee, tot u die hoort zeg ik: hebt uw vijanden lief, doet wél aan wie u háten! Zegent wie u vervlóeken, bidt voor wie u belágen!
Slaat iemand je op de wang – houd hem ook de andere voor;
pakt iemand je mantel af, verhinder hem ook het hemd niet!
Geef aan al wie je vraagt, en pakt iemand het jouwe af,
vraag het niet van hem terug!
Zoals ge wilt dat de mensen ú doen, doet aan hen evenzo!
Als ge liefhebt wie ú liefhebben, wat voor genade is dat bij u?
Ook de zondaars immers hebben lief wie hén liefhebben!
Ja, als ge goeddoet aan wie ú goeddoen, wat voor genade is dat bij u? Ook de zondaars immers doen hetzelfde!
En als ge uitleent aan hen van wie ge verwacht te ontvangen,
wat voor genade is dat bij u? Ook zondaars lenen aan zondaars, om evenveel terug te ontvangen!
Nee, hebt uw vijanden lief! – doet goed en leent uit zonder hoop op iets terug; dan zal uw loon groot zijn en zult ge wezen: kinderen [zonen] van de Allerhoogste, omdat hij goedertieren is jegens de genadelozen en bozen!”

Overweging

Ik zie het leven graag als een pad dat we gaan, een leerweg, onze zielsontwikkeling, waarin we tot bloei brengen wat we in ons hebben, steeds meer onszelf wordend. Als je verliefd wordt zie je in de ander een bijzondere kwaliteit, iets dat hij of zij uitstraalt en ook bij jou oproept. Het is een wake-up call. Deze schoonheid was je vergeten tot nu toe. Die eigenschap is waardevol voor je, juist omdat het bij je hoort, van jezelf is, maar die je nog niet geïntegreerd hebt in je leven. Je krijgt een stuk terug van wat je niet wist dat je ook was. Dat is verliefdheid, dat is prachtig, niet meer en niet minder. De ander komt voorbij om je te herinneren aan je diepe zelf.

Als de verliefdheid tot relatie leidt gebeurt er van alles aan moois en heerlijks maar ook is er projectie en afhankelijkheid en weet ik wat al niet aan gedoe. Maar stel dat die verliefdheid leidt tot een duurzame verbinding, dan is het mooist dat je kunt delen een waarachtige verbinding met onvoorwaar¬delijke liefde voor elkaar. Met die onvoorwaardelijke liefde kan je de ander helpen op zijn eigen levenspad, de weg van zijn ziel, dat is mooi om mee te maken. En dat blijft, zelfs als hij na een tijd weer een andere weg moet gaan. Hoe verdrietig dat ook is, hoeveel beelden en verlangens daarmee ook worden omver gesmeten: jij gaat jouw weg en ik steun je onvoorwaardelijk, zelf al doet het mij pijn.

Nu ik (opnieuw) een ex heb, na zoveel jaren samen opgetrokken te zijn, en de eerste verbijstering is geluwd, ben ik ongelooflijk dankbaar voor dit besef. Nee, een relatie is niet per definitie mislukt als je weer uit elkaar gaat. Dat is het alleen als je trouw tot de dood als maatstaf neemt, in plaats van trouw aan het ontvouwen van de bestemming in het leven.
“Europa is het continent der exen” schrijft David van Reybrouck (dat is de Belgische schrijver die dat prachtige boek over Congo schreef). Hij vermoedt dat er nergens anders in de wereld zoveel exen rondlopen als hier. En dat is gevolg van onze cultuur: wij combineren individuele vrijheid met het ideaal van de romantische liefde. Zo wisselen we vaker van partner. Hij doet schrijft er een column: ‘Ode aan de ex’. Heerlijk verrassend beschrijft hij de rijkdom van het hebben van exen: hij schrijft over de intense verhoudingen die we overhouden aan onze vroegere geliefden, een soort nieuwe familieband.

Wat David beschrijft is een ander ideaal in relaties. Je kunt jezelf voornemen een leuke ex te zijn, als je een relatie aangaat. Mmm, ik zie het huwelijksritueel ineens in een nieuw jasje: je belooft elkaar trouw, elkaar te ondersteunen op je levenspad, en je belooft tegelijk een leuke ex te zijn, mocht een van beiden zich weer los willen maken.

Hoe prachtig is het om je ex in ere te houden. Hoe sterk als je de pijn kunt verdragen en je verleden niet hoeft te vermoorden in valse passies als bitterheid of boosheid. Want wat voor genade is dat, om je geliefde goed te doen, dat doet iedereen. Het is pas een genade om je ex goed te doen. U hoort het goed – dit is mijn parafrasering van Jezus’ donderpreek in Lucas. “Als ge liefhebt wie ú liefhebben, wat voor genade is dat bij u? Ook de zondaars immers hebben lief wie hén liefhebben!” Onvoorwaardelijke liefde laat zich beproeven als je lief je ex wordt.

Ik heb voor de vertaling van dit stuk bijbeltekst de Naardense Bijbel gekozen, omdat het wat ouderwetse “wat voor genade is dat?” zo’n rake tekst is. Ik vind het veel mooier dan bijvoorbeeld de vertaling van de jongerenbijbel: “Wat voor verdienste is dat dan?”
Want het gaat niet zozeer om de verdienste, om een goede daad waarvoor iemand jou dankbaar is. En het gaat ook niet om een wilsbesluit, iets wat je bedenkt en vervolgens uitvoert. Het gaat om het openen van je hart, ook voor je vijanden. En dat is een genade.

Ik wil hier nog wat verder op ingaan. Als je rationeel overweegt en besluit iets goeds te doen kan je je hart gesloten houden. Jouw houding krijgt dan iets koels, iets dat lijkt alsof je hautain bent of uit de hoogte doet. Ik denk dan aan de oude vorm van liefdadigheid waarbij de rijken zich verwaardigden geld en goederen aan de sloebers te geven. Daar spreekt weinig hartelijkheid uit. Het woord verdienste doet me daar aan denken, aan goede daden en een resultaten¬rekening die ik aan Petrus bij de hemelpoort kan overhandigen.

Maar genade is wat anders, dat komt niet uit je wilskracht voort. In de theologie zeggen we dat de genade van God komt. Het is een vrije gave van God aan de mensen, die ze niet hebben hoeven verdienen met goede daden.
Nu is genade een begrip dat tot heel wat schisma’s in de kerk heeft geleid. Steile protestanten denken dat de genade enkel en alleen van God komt. Katholieken vertrouwen er op dat je de genade een handje kunt helpen. En boeddhisten, om mijn andere liefde er bij te halen, weten dat er vaardige middelen zijn die je helpen om die genade ruimte te geven.

Genade is voelbaar, je weet het wanneer je hart open staat voor anderen, je voelt al die bloemen uitstromen – zoals het plaatje op het boekje dat laat zien. Aan ons is het om de luiken open te doen, ons gesloten hart te ontspannen, het beschermend ijs dat je hebt laten opvriezen om je hart, te laten smelten, je littekens doorschijnend te laten worden.

Ik ben niets zonder onvoorwaardelijke liefde – alles wordt pas wat waard als het gevoed wordt door de liefde, als het liefde uitstraalt. De prachtige vertaling van de tekst van Paulus door Huub Oosterhuis laat ons dat weer voelen. Wat doet de liefde al niet – liefde wordt niet verbitterd, vindt niets onvergeeflijk. Als een ander je kwetst is je natuurlijke reactie je af te sluiten, en niemand zal het je euvel duiden. Maar we hebben het niet over assertiviteit, we hebben het over meer, over boven jezelf uitstijgen. Het is de onvoorwaardelijke liefde die je boven jezelf doet uitstijgen. Het is het oneindige in het eindige.
Eigenlijk ís leven liefhebben. Als je niet houdt van wat je doet, als je niet houdt van je ex, als je niet houdt van je levenspad, ben je niet aan het leven maar aan het overleven. Je weet pas wat leven is, als je alles liefhebt op je pad.

God is de naam voor de onvoorwaardelijke liefde die ons boven onszelf doet uitstijgen. God is het onuitsprekelijke adres voor de genade die we hebben gevonden – genade om vijanden lief te hebben, om goed te doen aan iedereen, ongeacht wat ze ons doen.
Geen verdienste nee, niet onze verdienste. Het enige dat we kunnen doen is ons hart openen, ons niet afschermen, ons leven en liefde laten stromen en beseffen dat het God is, of iets dat we God noemen of onze Boeddhanatuur, dat in ons stroomt en ons doet leven en liefhebben.

Geloven wij in de Liefde? Natuurlijk geloven wij in de liefde, er is zoveel om van te houden, Gooi de luikjes van je hart maar open en neem het waar.

Amen.


28 juni 2015, Luister naar de hele viering, met muziek na de overweging uit de Maha Karuna Ch'an Traditie:
IKON-Vermoedenviering
Diana ging voor op de radio.

Lezing

Dhammapada vers 1-5

1
Dingen worden door geest voorafgegaan:
de geest is hun leider, daar komen ze vandaan.
Als men spreekt of handelt met een corrupt hart,
volgt lijden op de voet, als een karrewiel het paard.

2
Dingen worden door geest voorafgegaan:
de geest is hun leider, daar komen ze vandaan.
Als men spreekt of handelt met een zuiver hart,
is geluk als zijn schaduw, die hem nooit verlaat.

3
“Hij schold me uit! Hij sloeg me!
Hij bedwong me en beroofde me!”
Vijandigheid komt niet tot rust
in wie aldus verbitterd is.

4
“Hij schold me uit! Hij sloeg me!
Hij bedwong me en beroofde me!”
Vijandigheid komt tot rust in wie niet aldus verbitterd is.

5
Vijandigheid wordt niet
door vijandigheden gestild:
vriendelijkheid stilt vijandigheid.
Dit is een waarheid die eeuwig is.

Overweging

Lang geleden in een land hier ver vandaan, kwam er een man, drie dagreizen uit het Noorden bij een stad. Hij vroeg de poortwachter: “Wat voor mensen wonen hier?” De poortwachter stelde een wedervraag: “Hoe waren de mensen in de stad waar je vandaan komt?” En toen de reiziger zei: “O, dat waren aardige, gulle mensen” kreeg hij ten antwoord. “Je zult dezelfde mensen in deze stad vinden.” De volgende reiziger kwam drie dagreizen uit het Zuiden en stelde dezelfde vraag en hij kreeg dezelfde wedervraag. “O, in mijn oude stad waren de mensen zo naar en vol bedrog.” En ook hij kreeg ten antwoord: “Je zult hier dezelfde mensen vinden.”

De Dhammapada, waarvan we de allereerste verzen lazen, is een verzameling korte teksten van de Boeddha. Deze teksten zijn een paar eeuwen mondeling overge¬dragen voor ze werden opgeschreven. Je ziet het nog aan de tekst, het ritme is dat van de mondelinge taal, met veel herhaling om beter te kunnen onthouden
De Boeddha heeft 60 jaar rondgetrokken en mensen onderwezen. Hij bracht hen levens¬wijsheid bij: van hele simpele levenswijsheid tot ver doorgevoerde spirituele inzichten. De basis van wat de Boeddha leerde was zijn ontdekking dat weliswaar alle mensen gelúkkig willen worden – maar dat we daar de verkeerde middelen voor neigen in te zetten. We willen vasthouden waar we van houden en wegduwen wat we haten, we verkrampen. Maar juist gulheid en ruimhartigheid zijn de basis van een gelukkig leven, zei Boeddha. Daar hoef je niets voor aan te nemen of te geloven, noch voor te studeren – als je je verkramping loslaat en deelt wat je hebt en geeft wat je kunt dan ervaar je het wel, dat geluk.

De allereerste zin in de Dhammapada is: “Dingen worden door geest voorafgegaan, de geest is hun leider, daar komen ze vandaan.” Dat is in gewone Nederlandse taal: je gedachten creëren je ervaringen. Het is het zie-je-wel effect. Verwacht je aardige mensen te ontmoeten – je zult aardige mensen tegenkomen. Verwacht je mensen te ontmoeten die gemeen zijn en je bedriegen – je zult mensen ontmoeten die je bedriegen. In een ander deel van de Dhammapada zegt de Boeddha: “Zoals de schaduw het lichaam volgt, zo worden wij wat we denken”. Als je denkt dat de meeste mensen bedriegers zijn, zal je dáár de signalen van oppikken. Het effect is dat je steeds weer constateert dat de wereld is, zoals je had verwacht. Je bereidt je er vast op voor. Is dat met achterdocht – dan wordt je karakter gevormd: een wantrouwig karakter, je bent steeds op je hoede. Want, zegt de Boeddha:
Je gedachten creëren je daden,
je daden creëren je gewoonten
en zo wordt je karakter gevormd.
Als je dus in contact wilt komen met aardige mensen, besef dan dat de mensen die je ontmoet gewoon aardig zíjn. Ga staan in de ervaring die je wilt verwerkelijken. En dát kan je ieder moment in laten gaan.

Ik had een medewerkster die overspannen was geweest en een paar uur per dag weer terug aan het werk was. Toen ik vroeg hoe het ging begon ze op te sommen wat er allemaal niet goed ging. Ze werd er somber van en vroeg zich hardop af of ze ooit weer de oude zou worden. Ik vroeg haar wat er allemaal wél goed ging.
Ze keek me aan, bloeide op en zei: wat een leuke vraag – en vertelde vervolgens wat er allemaal goed ging. Ze vertelde ook wat er beter ging dan de week ervoor – en voor ze het wist was ze optimistisch gestemd over de toekomst. Wat je aandacht geeft groeit.

Verwachtingen maken dat je jezelf een gekleurde bril voorzet: dát waar je geen oog voor hebt, zal je niet zien. Pas als je ziet hoe dit menselijke mechanisme ook jou stuurt, kun je het veranderen. Als het je lukt om een angstige verwachting te ontmaskeren, dan zal je opluchting ervaren. En die opluchting is je brandstof om op deze weg verder te gaan. De Boeddha zei: je moet me niet gelóven, probeer het uit – als het werkt is het goed.

De Dhammapada is geen openbaring van God maar een wijsheidstekst. De Boeddha sprak niet over God. Maar er zijn wel parallellen te trekken met onze christelijke traditie, zoals met de apostel Paulus als hij in de brief aan de Galaten zegt:
“Vergis u niet, God laat níet met zich spotten: wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. Wie op de akker van zijn zondige natuur zaait - oogst de dood, maar wie op de akker van de Geest zaait - oogst het eeuwige leven.”

Deze zinnen uit de brief van Paulus gaan over hetzelfde mechanisme als de verzen uit de Dhammapada maar hebben een andere klank in onze oren. Zijn uitdrukking ‘onze zondige natuur’ is door de geschiedenis van onze kerk heen nogal negatief beladen geraakt, alsof we al onze natuurlijke neigingen moeten wantrouwen. En de ‘akker van de Geest’, dat heeft een onaardse, onlichamelijke, betekenis gekregen. We zijn vaak opgeroepen om ons niet door de Heilige Geest in onszelf, onze intuïtie, te laten leiden, maar de bijbel of de priesterlijke autoriteiten letterlijk te volgen. En dat heeft weer vele ruzies om de enige juist interpretatie tot gevolg gehad.
Maar als we die overgeleverde betekenissen nu eens wegschrapen – wat gebeurt er dan? We zien dan een natuurwet tevoorschijn komen: “Wat een mens zaait, zal hij ook oogsten.”
Geef je voeding aan je haat voor degene die je bedrogen heeft? Kun je niet vergeven? Dan blijft die haat in je werkzaam. Geef je voeding aan vergevingsgezindheid en zachtmoedig¬heid? Dan groeit je ruimhartigheid en vriendelijkheid. Een glimlach in de morgen schenkt vreugde in de namiddag.

Misschien zit hier wel de rijkdom van de ontmoeting van Christendom en Boeddhisme. De Bijbelse verhalen vertellen over menselijke grootsheid en tekortkomingen. Daar dringt de goddelijke wijsheid door. Als we er open voor zijn herkennen we ook in ons eigen leven goddelijke wijsheid en verlossing. De Bijbelse verhalen geven ons hoop. Maar het hóe blijft ons vaak verborgen: hóe zaaien we dan, als we op de akker van de Geest willen zaaien? De boeddhistische verzen reiken ons dat hóe aan. Ze leren ons hoe we ons inzicht kunnen verdiepen en ze reiken ons het juiste sóórt aandacht aan.

Ik sluit me nu af met dit prachtige vers uit de Dhammapada: “Vijandigheid wordt niet door vijandigheden gestild: vriendelijkheid stilt vijandigheid. Dit is een waarheid die eeuwig is.”
Vriendelijke aandacht is een onstuitbare kracht. Vriendelijke aandacht lost woede en haat op, vriendelijke aandacht laat je de goede kanten van het leven ervaren, vriendelijke aandacht opent deuren:

Wat gaat er wel goed?


24 mei 2015, Pinksteren, De Duif
Diana ging voor met Martine Reukers en Chantal Omloo, en doopte hun tweede zoon Alec Bruno Jacob.

Lezingen

1e lezing Genesis 11,1-9

Ooit werd er op de hele aarde één enkele taal gesproken. Toen de mensen in oostelijke richting trokken, kwamen ze in Sinear bij een vlakte, en daar vestigden ze zich. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Laten we van klei blokken vormen en die goed bakken in het vuur.’ De kleiblokken gebruikten ze als stenen, en aardpek als specie. Ze zeiden: ‘Laten we een stad bouwen met een toren die tot in de hemel reikt. Dat zal ons beroemd maken, en dan zullen we niet over de hele aarde verspreid raken.’ Maar toen daalde de Eeuwige af om te kijken naar de stad en de toren die de mensen aan het bouwen waren. Dit is één volk en ze spreken allemaal een en dezelfde taal, dacht de Eeuwige, en wat ze nu doen is nog maar het begin. Alles wat ze verder nog van plan zijn, ligt nu binnen hun bereik. Laten wij naar hen toe gaan en spraakverwarring onder hen teweegbrengen, zodat ze elkaar niet meer verstaan. De Eeuwige verspreidde hen van daar over de hele aarde, en de bouw van de stad werd gestaakt. Zo komt het dat die stad Babel heet, want daar bracht de Eeuwige verwarring in de taal die op de hele aarde gesproken werd, en van daar verspreidde hij de mensen over de hele aarde.

2e lezing 2e Lezing Handelingen 2,1-4; 14-15; 22-24; 32-33; 36-42

Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren de leerlingen allen bij elkaar. Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven. …

Daarop trad Petrus naar voren, samen met de elf andere apostelen, verhief zijn stem en sprak de menigte toe: ‘U, Joden en inwoners van Jeruzalem, luister naar mijn woorden en neem ze ter harte. Deze mensen zijn niet dronken, zoals u denkt; het is immers pas het derde uur na zonsopgang. …
Israëlieten, luister naar wat ik u zeg: Jezus uit Nazaret is door God tot u gezonden, hetgeen gebleken is uit de grote daden en de wonderen en tekenen die God, zoals u bekend is, door zijn toedoen onder u heeft verricht. Deze Jezus, die overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is uitgeleverd, hebt u door heidenen laten kruisigen en doden. God heeft hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van hem afgenomen, want de dood kon zijn macht over hem niet behouden. …
Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen. Hij is door God verheven, zit aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader de heilige Geest, die ons beloofd is, ontvangen. Die Geest heeft hij op ons doen neerdalen, en dat is wat u ziet en hoort. …
Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en messias is aangesteld.’
Toen ze dit hoorden, waren ze diep getroffen en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: ‘Wat moeten we doen, broeders?’. Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’ Ook op nog andere wijze legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: ‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!’
Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. Ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed.

Overweging

Een gemeenschap als De Duif is een mooie mix van verschil en saamhorigheid.
We verschillen van elkaar maar we verstaan elkaar en daarom horen we bij elkaar. Dat willen we ook zo houden, die spanning volhouden van elkaar niet echt kennen en niet echt snappen en juist daarom goed luisteren, luisteren om te begrijpen.

Alec hier, kan nog niet spreken maar hij verstaat zijn broer en zijn moeders echt wel. Alec is daarom al deel van een gemeenschap voordat hij zijn eerste woorden leert spreken. Straks zullen we met taal en symbolen Alec opnemen in onze kerkgemeenschap – omdat het goede leven alleen maar samen is vorm te geven.

De verhalen van Babel en Pinksteren zijn verhalen van gemeenschappen die elkaar niet meer verstaan of onverwacht juist wel.
Babel is het verhaal van de goedbedoelde verwarring: de mensen bouwen een toren om te voorkomen dat zij over de hele aarde verspreid raken. Het zal een baken op de wereld worden. Als de toren maar hoog genoeg is, is die altijd te zien, voor iedereen op iedere plek op aarde. De wereld is immers plat. Mooi idee toch, niemand meer verdwaald, één centrum in de wereld, één gemeenschap en één taal. Maar vreemd, God ziet het niet zitten dat er maar één volk is met één taal – dat iedereen het met elkaar eens is en dat het volk zo machtig wordt. God ontregelt de boel! De mensen begrijpen elkaar niet meer en gaan ieder hun eigen weg, ze raken verstrooit over de aarde en spreken een andere taal.

Met Pinksteren gebeurt het tegenovergestelde. Het is het feest van de Geest, het feest van herkenning. Taal is geen obstakel meer – we begrijpen elkaar! Wat een tegenstelling met Babel. Laten we dat eens verder onderzoeken.

Stel je eens voor. Jij bent erbij in die ruimte, met de andere leerlingen, beschut tegen de buitenwereld. Het is druk in Jerusalem, er zijn veel mensen uit allerlei landen bijeen om het joodse Wekenfeest te vieren, het feest van de eerstelingen van de oogst. En wij, leerlingen van Jezus, zitten benauwd bijeen vanwege de moord op onze leraar – al dat volk op de straat – we hebben gezien wat een volksoploop kan doen – onze leraar is vermoord.
Maar tegelijk is ons hart ook tegelijkertijd vervuld van geloof en wijsheid die we hebben ervaren bij diezelfde leraar. En ook nog eens: we waren erbij, bij zijn opstanding, hij is ons verschenen! Nu is het 7 keer 7 dagen na zijn dood, we weten niet wat we aan moeten met die ervaring van zijn opstanding in ons hart. Bang en vervuld van geloof, tegelijk.
Stel je eens voor, wat een spanning daar aanwezig is in die zaal op het feest van de eerstelingen van de oogst.

Volgehouden spanning levert creativiteit op. De hedendaagse leraar Thomas More wijst op de creativiteit van spanning. Hij geeft het advies nooit te kiezen als je in dubio verkeert. Maak geen keuze als je verscheurd bent. Kies niet, als je hart twee kanten op wil die in tegen¬spraak zijn met elkaar. Druk geen emoties weg, forceer jezelf niet in een leefstijl waarbij je iets moet onderdrukken. De andere pool zal zich roeren en je op een gegeven moment overvallen. Wees dus een kluizenaar én ga feesten, wees sober én uitbundig, verbijsterd én blij, wees trouw én vrij – laat de polen elkaar tegenspreken en vonken – dan levert het uiteindelijk een nieuwe levensstijl op. Houdt de spanning dus vol!

Bij de leerlingen in die zaal is de spanning opgebouwd, er is angst én inspiratie. Buiten is het vol mensen, binnen zijn ze veilig maar opgesloten. Hun leraar was groots maar is vermoord. Ze zijn vervuld van zijn wijsheid, maar ze zijn stuurloos. En dan is het ook nog eens het feest van de eerstelingen van de oogst.

En dan: wat is het? Spreekt iemand een woord dat alle spanning breekt, een woord dat door ieder wordt herkend? Of komt het inzicht van de hemel neergedonderd als bliksem?
Natuurlijk, de eerstelingen van de oogst, dat zijn zíj, ze zijn het zélf!. De eerstelingen die Jezus’ wijsheid en liefde de wereld in zullen brengen. De Geest breekt door. Inzicht, opluchting, juichen, huilen, schreeuwen, er zijn geen woorden voor. De luiken gaan open en ze delen met ieder die wil horen hun euforie.
Wie geraakt is door Jezus verstaat hun jubel – zijn begrijpen plots wat daar gebeurt – wij zijn het zelf, wij kunnen dit wijze leven zelf vormgeven, wij zijn vervuld van de Heilige Geest!
De cynici niet, die ontgaan alles en verklaren de euforie uit dronkenschap. Maar degenen die ook geraakt waren door Jezus’ leven, die sinds Goede Vrijdag leefden met dat gat in hun hart, die raken ook vervuld. We hoeven niet te wachten op nog een Messias, een leraar die ons de weg wijst, of wijze leraren die de woorden van de Schrift voor ons ontcijferen – wij zijn het zélf, waar de Geest in huist. God huist in ons, wij kunnen zelf zien wat goed is om te doen. De Geest is in ons en wij kunnen dat inzicht verspreiden.
3000 mensen begrijpen het en laten zich dopen: “Zij bleven trouw aan het onderricht, vormden een gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed”. Een gemeenschap van gelijkgezinden, betrokken op elkaar, goed voor elkaar en zoekend naar inzicht en God. Dat is de start van alle christelijke gemeenschappen, zoals de onze hier in De Duif.

Wat kunnen wij nu leren van Babel en Pinksteren als wij in onze gemeenschap elkaar willen verstaan? Het gaat om taal die verdeeld en taal die verenigd.
Babel vertelt van de taal van ambitie: men wil één centrum in de wereld, één waarheid en één macht. En juist dit soort spreken leidt tot verdeeldheid, tot verstrooiing over de aarde. Waarom? Is dit een daad van een jaloerse God? Maar God hoeft helemaal geen verwarring te zaaien. Dat doen de mensen zelf al met hun taal. Spraakverwarring is er direct als mensen de taal inzetten om eenheid af te dwingen. Gaan we samen een toren bouwen, of een kerkgemeenschap stichten – voor je het weet begrijp jij het allemaal helemaal anders dan ik en wil je het ook anders – en hebben we ruzie. Als er geen ruimte is voor meerdere invalshoeken, andere opvattingen en andere waarheden, als er niet meer dan één toren, één waarheid, mag zijn, dan begrijpen de mensen elkaar niet meer.
De taal in Babel is de taal van het één willen zijn, en voor je het weet is het de taal van de fundamentalisten, er mag maar één taal zijn, de taal van: dit is het en zó moet het. Dat is geen taal van eenheid maar taal die verscheurt, die de wereld uiteen laat vallen.

Het besef van Pinksteren, dat wij zelf aanvoelen wat God wil in de wereld, dat besef leidt in die uiteengevallen wereld tot een geest van gemeenschap en een intieme taal waarin we elkaar verstaan. De taal van Pinksteren is taal van hart tot hart, de kreten van enthousiasme, de gebaren van liefde en blikken van verstandhouding. De taal van Pinksteren is de meest intieme taal die er is – en tegelijk begrijpt iedereen het. Over de hele wereld heeft een liefdevol gezicht of een bezield gezicht dezelfde trekken. Dat begrijpen we. Taal van hart tot hart begrijpt iedereen en verenigt ons tot een gemeenschap.
Taal kan dus gemeenschap stichten en taal kan gemeenschap opbreken. En misschien is het allebei wel goed: de taal van hart tot hart en ook de taal die verdeelde woorden spreekt.
Spraakverwarring is misschien niet zo heel erg. Misschien is het juist goed dat er meerdere talen zijn, en is verspreiding van de volkeren over de aarde goed nieuws. Een volk dat het voortdurend met elkaar eens is, dut in, er is geen creativiteit meer. Diversiteit is beter.

Met Pinksteren laat de Geest de verscheidenheid weer samenkomen en vruchtbaar worden. Laat onze gemeenschap daarom dat beide in zich dragen: eenheid, elkaar verstaan én ruimte voor het vreemde en diversiteit. Laten we de creatieve spanningsboog tussen taal die verenigt en taal die verdeelt, tussen eenheid en verscheidenheid hoog houden.
In zo’n gemeenschap zijn we er klaar voor om een kind te dopen, om Alec op te nemen en zichzelf te laten worden.

Amen

De Doop van Alec Bruno Jacob Omloo, zoon van Martine Reukers en Chantal Omloo

Doopbelofte ouders:
"De doop is voor ons een verdieping van het ouderschap. Het gaat niet alleen om op tijd eten, slapen en spelen. Belangrijker is de vraag: hoe richt je je leven in? Hoe word je een goed mens? Dat alles doe je niet alleen, dat doe je samen met anderen. En wij als ouders denken dat een gemeenschap als De Duif daar ook een belangrijke rol in speelt. Stil staan, reflecteren, vragen stellen, betrokkenheid. Daarom willen we Alec laten dopen in de Duif die staat voor een christelijke traditie met een open mind."

Doopvraag aan de gemeente door Chantal / Martine
"We willen de Duif vragen of Alec deel uit mag maken van de gemeenschap, dat zij hem daarin opnemen en hem helpen bij de inrichting van zijn leven en bij het worden van een goed mens. En wij hopen dat alle gemeenschappen waar Alec deel van zal uitmaken dit voor hem mogen betekenen."

Doop:

Ieder mens is uniek, ieder kind heeft de mogelijkheid uit te groeien tot een mens die gelukkig maakt en gelukkig is.

Water is de bron van het leven, een voortstuwende kracht.
Alec, ik doop je met water opdat het jou aanzet tot daadkracht voor het goede in je leven.

Olie is een teken van soepelheid en weerbaarheid. Het is een brandstof én een smeermiddel. Alec, ik doop je met olie, opdat je soepel blijft en niet verstart, opdat je leven een weldadige brandstof zal zijn in contact met wie je ook maar ontmoet.

Zout geeft smaak en is krachtig. Alec, ik doop je met zout, opdat jij smaak mag brengen en een kracht kunt betekenen voor wie jou omringen. Wees als Jezus het zout der aarde, pittig en krachtig.

Alec, het is Pinksteren, de dag waarin we beseffen dat alle mensen goddelijke inspiratie krijgen. Alec, we dopen je met licht, opdat inspiratie en warmte altijd deel van jouw leven zal zijn. Moge jij altijd weet hebben van de Geest van inspiratie en levend geloof. Moge jij altijd warmte en energie uitstralen aan de mensen om je heen opdat jíj een bron zal zijn van levend geloof.

En dan is er nog een kaars, de kaars van het broertje van Alec, Isaac, die wij gedoopt hebben in deze kerk in september 2012. Toen lag de kaars nog thuis en heeft Isaac een Duifkaars meegekregen – nu gaan we ook zijn eigen kaart voor Isaac aansteken. Isaacs peetvader Thijs zal dat doen en hij zal de kaars aan Isaac overhandigen.
Bij het overhandigen van de doopkaars aan Isaac: Isaac – wees een stralend licht voor jezelf en voor iedereen in je leven.

Bevestiging van de doop

Alec, ik mag jou verwelkomen in deze gemeenschap, als voorbeeld van alle gemeenschappen waar jij deel van uit zult maken. Alec Bruno Jacob Omloo, we nemen je met liefde op in ons midden. We wensen dat jij zult uitgroeien tot het prachtige mensen dat je nu al bent. Laat niemand in welke gemeenschap ook, je daarin belemmeren. Wees met helderheid en pit, een liefdevolle kracht voor het welzijn van alle mensen.

Wat is er heiliger dan de aanraking van mens tot mens.
Handoplegging en zegen verbinden ons hoofd en ons hart.
Een omarming betekent bescherming en goddelijke zegen.
Aanraking maakt woorden warm en echt.
Alec, je bent omringd door mensen die je lief hebben,
je bent een gezegend mens
draag het verder uit. Amen.

Dank jullie wel allemaal.


3 april 2015, Goede Vrijdag, De Duif
Diana ging voor met Renate Lucas en Yvonne van der Meer

Lezing: citaten uit Marcus 14 en 15

verhalen van Renate Lucas en Yvonne van der Meer

Overweging

Wat doe je als er niets meer is dat je kunt doen? Je hebt alles geprobeerd. Opgeven is geen optie, toch? Je werkt en je zoekt, je vecht en je probeert alles. En dan is er een moment, tegenover welk lijden je ook staat – dat je denkt dat je niets meer kunt doen. Alles wat je nu nog gaat doen werkt averecht. Je ziet het en je weet het niet meer. Je voelt je lam geslagen, je staat voor een muur.

Ik kan zo een paar momenten uit mijn leven herinneren dat deze vraag actueel was. Het waren situaties, zoals Renate en Yvonne hebben verwoord – situaties van leven en dood, van het Bij God niet weten wat je moet doen. Je zou iets willen doen – maar wat? Je denkt, je ligt er wakker van, het spookt door je hoofd.

De vraag “Wat doe je als er niets meer is dat je kunt doen” is vraag die je niet kunt beantwoorden, het is een paradoxale vraag – er zijn geen woorden die dit gat kunnen dichten. Het intellect stokt, het heeft geen antwoord. Het antwoord is alleen maar te leven.
Het meest makkelijke is om weg te lopen: ik kan niets doen, dus ik doe niets: doei! Ik herinner me vele, vele momenten waarop ik deze weg heb gekozen. Het is het in slaap vallen van de leerlingen. Jezus is verderop, wij kunnen niets doen – dus vallen we in slaap.
Het is het sturen van een kaartje in plaats van langsgaan bij iemand die lijdt. Het is het niet sturen van een kaartje – omdat ik dat vergeet. Het is het boos en beschuldigend zijn naar een ander en daarom geen poot uitsteken. Het zijn de momenten dat je denkt: je zoekt het maar lekker uit. Het zijn de slaappillen, de koopzucht, het is de alcohol, de afleiding die je zoekt, het lege vertier.

Het antwoord op de vraag “Wat doe je als er niets meer is dat je kunt doen” is niet te bedenken maar wel te leven. Het begint met stoppen. Kun je stoppen? Kun je stoppen met doen, stoppen met jezelf afleiden, stoppen met oordelen, weglopen, ontkennen? Dat is een heel belangrijke stap – stoppen met het zoeken van een antwoord, stoppen met denken en oordelen. Stoppen met doorgaan op het bekende platgetreden pad.
Stop: je weet het gewoon niet. Mag dat? Kun je dat?

Dan: kun je zijn bij wat er is. Kun je je toewenden naar de verschrikking, naar het lijden, naar dat wat er niet zou moeten zijn: je eigen angst, het lijden van een ander? Kun je wakker blijven en niet in slaap vallen. Kun je je omkeren en de duivel in de ogen kijken? Stilstaan op de brandende kolen onder je voeten, je zwaard niet heffen, het gevecht niet aangaan – niet gaan redderen of kletsen, maar er in stilte naar toe gaan. Ga naar de pijn toe, de pijn van die ander, de pijn van jezelf, recht op de verschrikking af.

En dan nog een stap verder: kun je er bij blijven - je hoofd in de bek van de leeuw leggen en erin rusten? Ben je in staat om het niet te weten en er toch te zijn, met wat zich aandient, en te glimlachen? Kun je pijn verdragen, kun je verschrikking blijven zien en door blijven gaan met ademhalen? En nog steeds niet oordelen of plannen maken? Kun je erbij blijven, net zolang totdat er zich iets van binnenuit aandient?

Als je deze weg bewandelt zal je verrast worden door wat er gebeurt. Het zal ogenschijnlijk niet veel zijn maar het zal er zijn: je nieuwsgierigheid, je verwondering om wat je ontmoet, je glimlach. En als je een ander aankijkt vanuit deze aanwezigheid dan is er je blik van verstandhouding, de liefde die opgloeit in je hart, het vertrouwen. Er is contact.

Het lijkt niet veel maar het is het belangrijkste in het leven: contact, leven, vreugde!
Moge het zo zijn.


29 maart 2015, Palmzondag, De Duif
Diana ging voor met Natalie Coenradi-Hakhoff

Lezingen:

Openingstekst Romeinen 10:21
“Bij Jesaja staat over Israël: Heel de dag heb ik mijn handen uitgestrekt naar mijn ongehoorzaam en opstandig volk.”

Eerste lezing: Jesaja 50,4-5

“God, de Eeuwige, gaf mij een vaardige tong,
waarmee ik de moedeloze kan opbeuren.
Elke ochtend wekt hij mijn oor,
zodat het toegerust is om aandachtig te horen.
God, de Eeuwige, heeft mijn oren geopend
en ik heb geen verzet geboden,
ik ben niet teruggedeinsd.”

Tweede lezing: Johannes 12,1-26

“Zes dagen voor Pesach ging Jezus naar Betanië, naar Lazarus die hij uit de dood had opgewekt. Daar hield men ter ere van hem een maaltijd; Marta bediende, en Lazarus was een van de mensen die met hem aanlagen. Maria nam een kruikje kostbare, zuivere nardusolie, zalfde de voeten van Jezus en droogde ze af met haar haar. De geur van de olie trok door het hele huis. Judas Iskariot, een van de leerlingen, degene die hem zou uitleveren, vroeg: ‘Waarom is die olie niet voor driehonderd denarie verkocht om het geld aan de armen te geven?’ Dat zei hij niet omdat hij zich om de armen bekommerde – hij was een dief: hij beheerde de kas en stal eruit. Maar Jezus zei: ‘Laat haar, ze doet dit voor de dag van mijn begrafenis; de armen zijn immers altijd bij jullie, maar ik niet.’
Intussen hadden de Joden gehoord dat Jezus daar was en ze gingen in groten getale naar hem toe, niet alleen om hemzelf, maar ook om Lazarus te zien die hij uit de dood had opgewekt. De hogepriesters beraamden intussen een plan om ook Lazarus te doden, omdat hij er de oorzaak van was dat veel Joden bij Jezus kwamen en in hem gingen geloven.
De volgende dag was er al een grote menigte in Jeruzalem voor het feest. Toen ze hoorden dat Jezus ook zou komen, haalden ze palmtakken en liepen ze de stad uit, hem tegemoet, terwijl ze riepen: ‘Hosanna! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer, de koning van Israël.’ (…) De mensen die erbij waren geweest toen hij Lazarus uit het graf riep en uit de dood opwekte, waren van die gebeurtenis blijven getuigen. Daarom ging de menigte hem ook tegemoet, omdat ze gehoord hadden dat hij dit wonderteken had gedaan. En de farizeeën zeiden tegen elkaar: ‘Je ziet dat we niets bereikt hebben: kijk maar, de hele wereld loopt achter hem aan.’
Nu was er ook een aantal Grieken naar het feest gekomen om God te aanbidden. Zij gingen naar Filippus uit Betsaïda in Galilea, en vroegen hem of ze Jezus konden ontmoeten. Filippus ging dat tegen Andreas zeggen en samen gingen ze naar Jezus. Jezus zei: ‘De tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit wordt verheven. Waarachtig, ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht. Wie zijn leven liefheeft verliest het, maar wie in deze wereld zijn leven haat, behoudt het voor het eeuwige leven. Wie mij dient moet mij volgen: waar ik ben zal ook mijn dienaar zijn, en wie mij dient zal door de Vader geëerd worden.”

Inleiding

Goedemorgen lieve mensen, lieve kinderen, hartelijk welkom. Fijn dat jullie er allemaal aan gedacht hebben om de klok vooruit te zetten en er zijn! Het is Palmpasen vandaag – de opmaat van wat de Goede Week wordt genoemd. Jezus wordt erkent en gezalfd door Maria, en we zien Judas knarsetanden. Jezus wordt toegejuicht als hij Jerusalem binnenkomt om het feest van Pesach te vieren maar we zien ook dat de hoeders van de macht een aanslag op zijn leven en dat van Lazarus beramen. We zien Grieken, die met Jezus willen kennismaken en Jezus die in raadselen spreekt.

Jerusalem dus en zijn intocht, omgeven met zoveel verwachtingen, hoop en vrees. De gewone mensen hopen dat Jezus een revolutie start, zichzelf tot koning maakt en de gehate Romeinen verdrijft. De Farizeeën zijn bang voor deze revolutie, bang voor deze nieuwe leraar die niet luistert naar het gezag van de Schriftgeleerden. En Jezus beseft dat het de komende dagen erop aankomt. Gaat het kwartje vallen: valt het zaadje in goede aarde? Zal de graankorrel vrucht dragen? Zal het koningschap van het dienen gestalte krijgen?

Het is Palmpasen en dit jaar hebben we een Paasserie onder de noemer: Met Open Handen. Vandáág hebben we als thema “Handen die doen wat handen niet kunnen”. Bij de voorbereiding kreeg ik te horen: maar we zingen toch: “Nóóít waren er handen die doen wat handen niet kunnen.” en “Nooít hoorden we andere stemmen dan de onze.” Je zou kunnen denken dat het rationele vaststellingen zijn – je kunt niet doen wat je niet kunt doen, kwestie van definitie, klaar.
Laten we dat maar eens gaan onderzoeken. Is dat echt zo dat er nooit handen zijn die doen wat handen niet kunnen? Bij God is immers niets onmogelijk?

Ik wens ons allen een mooie viering toe.

Overweging

In Brazilië staat een groots beeld van Jezus met uitgestrekte zegenende handen over de stad Rio de Janeiro. Het beeld is 38 meter hoog en staat boven op een rots van 710 meter.
Handen uitgestrekt naar opstandig volk, zoals Jesaja zegt, handen uitgestrekt naar behoeftigen, handen uitgestrekt om te zegenen: je bent welkom, je mag hier zijn in deze stad, wie je ook bent – weet je gedragen.

Uitgestrekte handen, zegenende handen: in ons verhaal is Jezus zich ervan bewust dat zijn zegenende handen ook lege handen zijn. Zie het politieke spel dat gespeeld wordt in het verhaal van Johannes. De posities zijn ingenomen: Maria eert Jezus door zijn voeten met een kruikje kostbare olie te zalven. Lazarus, die opgewekt is uit de dood, trekt de mensen om Jezus te zien. De hogepriesters zijn gefrustreerd dat iedereen achter Jezus aanloopt en ze maken een plan om Lazarus én Jezus te doden. De Grieken hebben van hem gehoord en willen hem spreken, en Jezus die beseft dat de tijd rijp is. Het zou de opmaat van een revolutie kunnen zijn. En iedereen verwacht dat ook, de hogepriesters, de aanhangers van Jezus – de koning der Joden is binnengehaald, dat wordt revolutie!

Maar Jezus heeft een ander koningschap op het oog. Hem gaat het niet om de verheerlijking, niet om het winnen van dat krachtenspel, niet om het overnemen van de macht. Hij zal het geweld niet met geweld beantwoorden, de revolutie niet uitvoeren zoals het altijd gaat. Hij staat buiten heel dat circus van actie en reactie en geen hond die het echt begrijpt.

Nooit hoorden wij andere stemmen dan de onze? Hier horen we een andere stem dan de onze. Jezus spreekt die andere stem, hij spreekt onbegrijpelijke taal tot de Grieken. “De tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit wordt verheven.” Meestal interpreteren we deze tekst als een soort verheerlijking van zichzelf, alsof Jezus zich hier zelfbewust als Gods zoon neerzet en zijn eigen dood aankondigt als noodzakelijk en goed. Het verhaal over de graankorrel die sterft zou dan tonen dat Jezus weet dat zijn dood zal leiden tot een wereld¬wijde religie. Maar dat vind ik allemaal heel ongeloofwaardig. Ik zie eerder een verteller, Johannes of de stroming die voor deze interpretatie staat, een verteller die woorden aanreikt om te bewijzen dat Jezus de Messias is waar de Joden op wachten. Omdat we dit verhaal op 4 manieren overgeleverd hebben gekregen van de 4 evangelisten, kunnen we aan die bedoelingen voorbij kijken. Het echte boeiende verhaal vind ik het menselijke verhaal: waar Jezus een mens is van vlees en bloed, met angst en emotie. Niet alleen is Jezus bevreesd voor zijn lot, hij weet ook niet of wat hij overgedragen heeft wortel zal schieten en vrucht zal dragen. Hij weet het niet zeker, maar hij is wel bereid ervoor te sterven.

Jezus spreekt in raadselen, het is een onbekende stem, hij spreekt in een taal die vertelt wat taal niet kan. Laten we het eens op een andere manier lezen: “De tijd is gekomen dat de mens tot majesteit wordt verheven”, dat wil zeggen, ieder mens. Jij en ik, in ons is God menselijk geworden, geïncarneerd in ons vlees en bloed – wij hoeven geen wetten van buiten aan te nemen, wij herkennen ze in ons hart. Wij weten wat goed is om te doen. Wij kunnen de weg vinden die goed is, wij allemaal en ieder voor zich. Dit koninkrijk laat ons mensen zien dat we dingen kunnen waarvan we niet wisten dat we ze kunnen, dat we zijn wat we niet weten dat we het zijn. Ieder mensenkind is tot majesteit verheven, ieder mens draagt het goddelijke in zich, ook de vreemdelingen, de niet-joden, de niet-schriftgeleerden.
Jezus nodigt ons uit om onze privébelangen los te laten – geef gewoon het beste dat je hebt in volle overgave aan het leven, houd niets terug, geef vrijelijk en voluit en maak niemand tot jouw schuldenaar. Jezus kiest niet voor de revolutie, hij kiest niet om te vechten of te vluchten. Hij is ten volle wie hij is, en hij wijkt niet. Zijn koningschap is van de wereld waarin handen doen wat handen niet kunnen.

Wanneer doen handen wat ze niet kunnen? Is een schilderij het pure resultaat van handen die een kwast vast hielden? Ja zeker, en tegelijk ook weer niet – een echt mooi schilderij laat zoveel meer zien dan dat jij goed kunt verven. Alle muziek, kunst en literatuur haalt iets tevoorschijn wat je nooit had kunnen bedenken, wat boven vakmanschap uitstijgt. Dat is het aansprekende van een schilderij, het meevoerende van muziek, het grijpt je bij de kladden. Dat is ook het inzicht door een overweging, het begrip dankzij de tekst – dat je kan raken en ontroeren. En het is ook de reactie van je buurvrouw. Je gaat boodschappen voor haar doen, daar is ze blij mee. Maar het is die glimlach en die kleine aanraking tussendoor die haar opbeurt en wegtilt uit de tijd. Vol overgave in het moment zijn laat je dingen doen die je niet kunt bedenken, dingen doen die je niet kunt dóen – die jou geschonken worden, die als het ware door jou heen gedaan worden, die God door jou doet.

Altijd als ik mijn zegenbede uitspreek aan het eind van de viering en mijn armen en handen uitstrek, ben ik mij ervan bewust dat mijn handen iets doen wat ze niet kunnen. Wie ben ik om te zegenen? Ík zegen niet, het zijn niet míjn handen die het doen, mijn handen zijn maar een medium. Doordat ik mijn handen uitstrek, weten wij allen ons gezegend door onze God. Heel ons lijf is zo’n medium. Wij hebben allemaal handen niet alleen om te handelen maar ook om te zegenen, een tong niet alleen om te kletsen maar ook om op te beuren, een oor niet alleen om te horen maar ook om aandachtig te luisteren, ogen om écht te zien, en ons hart is er niet alleen om bloed te pompen maar ons hart is er om voluit ja te zeggen tegen het leven. Ons lijf brengt het Koninkrijk van God op aarde, als we onze intuïtie volgen en ons ego thuis laten.

Als handen doen wat handen niet kunnen, kunnen wij mensen doen wat mensen niet kunnen: jezelf overstijgen, liefhebben zonder voorwaarden, loslaten maar aanwezig blijven, niets doen maar erbij zijn en jezelf geven, zodat lijden wordt opgeschort en samen wordt gedragen.
Moge het zo zijn.


Inleiding en overweging 8 februari 2015
Emmaus Ede

Openingstekst: Mattheus 11: 28-30
"Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. Neem míjn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want míjn juk is zacht en míjn last is licht."

Inleiding

Goedemorgen beste mensen, welkom in deze viering. Het is bijzonder om jullie allemaal welkom te heten in jullie kerk waar ik voor het eerst ben en waar ík me heel welkom voel. Dank jullie wel, fijn dat jullie er allemaal zijn, gemeenteleden, Hartenbergers, volwassenen, kinderen, bekenden en onbekenden van Emmaus Ede.

Toen ik door Annie gevraagd werd als gastvoorganger voor deze ochtend, heb ik haar het hemd van het lijf gevraagd. Wat is jullie dierbaar en wat niet, wat zou ik mee kunnen nemen uit de gemeenschap waar ik voorga en ook wilde ik weten wat niet op prijs wordt gesteld of wat gevoelig ligt.
Ik ga sinds 24 jaar voor in basisgemeente De Duif in Amsterdam. Het bijzondere van onze gemeenschap is dat de tien vaste voorgangers uit eigen gemeenschap gekozen zijn, en de meesten hebben geen theologie gestudeerd. Ik ben nu 25 keer opnieuw gekozen en die jaarlijkse bevestiging maakt het dat ik me in mijn eigen gemeenschap stevig verankerd weet. In De Duif betrekken wij regelmatig andere tradities, andere teksten en soms ook mede-voorgangers uit Islam, Boeddhisme, Jodendom.

Wij zijn vrije verantwoordelijke mensen, vertrouwend op de Geest van God die ons leidt.
Dat is het thema van vandaag en de vraag erachter is “Hoe kunnen wij die Geest die ons leidt herkennen?” En wat kunnen wij van andere tradities, andere geloven, leren als we onszelf erfgenamen van God weten?
Ik neem jullie vandaag graag mee in die interreligieuze uitdaging. Vergeef mij mijn onhandigheid als ik jullie vaste gewoonten nog niet helemaal vanzelfsprekend uitoefen of zelfs helemaal door de war gooi. We gaan er gewoon een mooie dienst van maken.
Amen

Eerste lezing uit Romeinen 8:12-17
"Allen die door de Geest van God worden geleid, zijn kinderen van God. U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’. De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn. En nu we zijn kinderen zijn, zijn we ook zijn erfgenamen, erfgenamen van God."

Tweede lezing uit de Dhammapada, woorden van de Boeddha
"De gedachte manifesteert zich in het woord,
het woord manifesteert zich in de daad,
de daad ontwikkelt zich tot een gewoonte,
en de gewoonte verhardt zich tot een karakter.
Sla dus acht op de gedachte en waar ze u brengt,
en laat haar voortkomen uit liefde
ontstaan uit mededogen met alle wezens.
Zoals de schaduw het lichaam volgt,
zo worden wij wat we denken.
Alles wat een begin heeft,
heeft ook een einde.
Sluit daar vrede mee en alles komt goed.
Timmerlieden vormen het hout;
pijlenmakers maken pijlen;
de wijze vormt zichzelf."

Derde lezing van Emaho
"Heb genoeg vertrouwen en houd het lang genoeg bij je totdat het je verwarring breekt en je onwetendheid verbrijzelt. Heb genoeg vertrouwen dat het leven goed is, dat het leven geen lijden is. Heb genoeg vertrouwen dat er goedheid is achter alle vreselijke dingen die gebeuren in de wereld. Heb genoeg vertrouwen dat leven het overstromen van je hart zal waarnemen en dat genade je leven binnenwandelt. Want dat is waar vertrouwen goed voor is: om ons te helpen totdat we het niet meer nodig hebben.”

Overweging

Lang geleden in een ver vreemd land was er een man die de poorten van de stad bewaakte. Er kwam een reiziger uit het verre Noorden en die vroeg hem: wat voor mensen wonen hier? De man stelde een wedervraag: Hoe waren de mensen in de stad waar je vandaan komt? En toen de reiziger zei: “O, dat waren aardige, gulle mensen” kreeg hij ten antwoord. “Je zult dezelfde mensen in deze stad vinden.” De volgende reiziger kwam uit het verre Oosten en stelde dezelfde vraag en hij kreeg dezelfde wedervraag. “O, in mijn oude stad waren de mensen zo naar en gierig.” En ook hij kreeg ten antwoord: “Je zult hier dezelfde mensen vinden.”

Zoals wij denken dat de wereld is, zo zullen wij haar aantreffen. Dat is wat de Boeddha ons vertelt in het citaat uit deze oude tekst. De Dhammapada is een van de vele teksten van de Boeddha, die eeuwenlang mondeling is overgedragen en uiteindelijk op schrift gesteld is. Je ziet het nog aan de tekst, het ritme is dat van de mondelinge taal. In de Dhammapada wordt de kracht van onze gedachten over ons doen en laten, over ons karakter aangetoond. Je gedachten creëren je daden, je daden creëren je gewoonten en zo wordt je karakter gevormd. Het is het zie-je-wel effect. Verwacht je aardige mensen te ontmoeten – je zult aardige mensen tegenkomen. Verwacht je mensen te ontmoeten die gemeen zijn en je willen bedriegen – je zult mensen ontmoeten die gemeen zijn en je willen bedriegen. Verwachtingen maken dat je jezelf een gekleurde bril voorzet: dat waar je geen oog voor hebt, zal je veel minder snel zien. Zie je wel, de wereld is zoals ik had verwacht dat het is.

De Boeddha heeft 60 jaar rondgetrokken en mensen onderwezen. Hij bracht mensen levenswijsheid bij: van hele simpele levenswijsheid tot ver doorgevoerde psychologische uitwerkingen. Gulheid en ruimhartigheid is voor alle mensen de basis van goed leven, zei hij. Daar hoef je niets voor aan te nemen of te geloven, noch voor te studeren – als je alleen maar deelt wat je hebt, geeft wat je kunt dan ervaar je het wel, wat dát met je doet.
Wij kúnnen ervoor kiezen om uit liefde en mededogen te handelen, te geven wat wij aan goeds kunnen geven. Het scharnierpunt in dit stukje Dhammapadatekst is: “Zoals de schaduw het lichaam volgt, zo worden wij wat we denken”. En dat kun je ieder moment in laten gaan. Wil je in contact komen met aardige mensen, ga er dan van uit dat de mensen die je ontmoet aardig zijn. Ga staan in de ervaring die je wilt verwerkelijken.
Op mijn werk had ik een medewerkster die een tijd uit de running was geweest en die een paar uur per dag weer terug was in het werk. Toen ik vroeg hoe het ging, begon ze op te sommen wat er allemaal niet ging. Ze werd er somber van en vroeg zich hardop af of ze ooit weer de oude zou worden. Ik vroeg haar wat er wel allemaal goed ging. Ze keek me aan, bloeide op en zei: “Wat een leuke vraag” en vertelde vervolgens wat er allemaal goed ging. Ze vertelde ook wat er beter ging dan de week ervoor – en voor ze het wist was ze optimistisch gestemd over de toekomst.
En als je twijfelt omdat er vaak iets fout gaat, besef dan dat het dus ook soms goed gaat. Als je je gedachten laat voortkomen uit een positieve instelling, uit liefde, uit mededogen met jezelf en alle wezens – dan groeit wijsheid en vertrouwen.

Jezus zegt: “Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. Neem míjn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart.”
Een juk is een houten balk, die op de schouders wordt gedragen om aan beide zijden een last te kunnen meenemen: twee emmertjes water halen. Een juk kennen we alleen nog maar in spreekwoorden met een negatieve betekenis: onder het juk brengen, onder het juk zuchten en: het juk afschudden, dat is dan weer positief. En Paulus benadrukt ook keer op keer dat wij vrij zijn gemaakt door Christus en stand dienen te houden in ons geloof en vertrouwen, om niet weer onder slavenjuk te komen. Want slaven leven in angst en handelen vanuit angst. En juk is dus iets zwaars. Zo kun je dus de tekst van Mattheus: “Neem mijn juk op je en leer van mij.” Maar je kunt het ook anders lezen: “Neem mijn juk op je en leer van mij.” Kijk, als Jezus ons zou uitnodigen om zijn júk op ons te nemen, dan is dat meteen een zware opdracht, we moeten iets gaan torsen. Maar dat ontkent Jezus juist, zíjn juk is zacht en zíjn last is licht. Ons gebruikelijke juk is pas zwaar. Onze strijd met het bestaan, ons commentaar, ons gelijk, onze angsten, ons willen en niet-willen, ons karakter, onze gewoonten, onze daden die zwaar zijn van onze vooringenomen gedachten.
Zíjn juk is de discipline om je gedachten en daden door liefde te laten leiden, om je ego op te geven als ijkpunt, de discipline om je gedachten, je irritatie, je oordeel, je gelijk – om dat allemaal niet meer serieus nemen.
Wij hebben de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn. Wij zijn vrij, daar hoeven we niets voor te doen – behalve het tot ons door te laten dringen. Wij zijn in vrijheid gesteld, wij zijn geen slaven maar autonome mensen die zelf kunnen kiezen wat zij doen en laten. Wij kunnen onze gedachten corrigeren, onze daden kiezen, onze gewoonten beïnvloeden en ons karakter vormen. Dát is ons juk. Alleen als je de onrust van ‘ik vind’ en “ik wil” en “ik denk” laat gaan, kun je deze lichte last dragen om te kiezen voor het goede. Dan kom je op de plek terecht waar het ego wegvalt en waar alleen overblijft: vertrouwen.

Over dat vertrouwen bemoedigt Emaho ons. Heb genoeg vertrouwen dat genade je leven binnenwandelen zal. Als je geconfronteerd wordt met vreselijke dingen in het leven, sluit dan niet je hart, heb vertrouwen dat er goedheid is achter alles wat er gebeurt. Blijf geloven in het goede, je zult het goede weer ontmoeten. Daar is vertrouwen voor bedoelt – als brug naar het goede, dat even niet zichtbaar is.
Emaho is een sjamaan die mensen leert om vanuit hun hart te leven. Hij is, zoals zovelen in deze wereld – en ik schaar mijzelf daar ook onder - een mens die zich heeft losgemaakt van het idee dat één religie dé waarheid draagt. Emaho is als katholieke Indiaan opgegroeid, hij werd sjamaan en ook nog eens bisschop in de Syrisch Orthodoxe kerk van Antiochië. Vorig jaar was hij voor het eerst in Nederland. Hij laat mensen zien wanneer ze leven vanuit voorzichtigheid en wantrouwen, en dat ze door hun verwarring niet de kracht van het hart leren kennen. Hij roept mensen op vertrouwen te hebben om te leren leven als een bezield menselijk wezen. Want we hebben vertrouwen in de goedheid van het leven nodig, vertrouwen dat het leven uiteindelijk goed is – om dat ook te kunnen zien.

Voor mij is dit de hamvraag: brengt het geloof een onwankelbaar vertrouwen in een goede basis van het leven, of je die basis nu God noemt, of Allah of Boeddhanatuur?
Als ik in het dagelijkse leven het lot tegenkom en alle theologie en filosofie loslaat – is er dan genoeg godsgeloof in mij, is er genoeg vertrouwen, genoeg wéten in mij, om direct het goede te doen? Hoe kan ik die basis versterken, hoe kan ik dat weten verdiepen – zodat ik echt in alle situaties iets kan bijdragen en betekenen?

Het gaat dus eigenlijk steeds over het versterken van dat vertrouwen in de goedheid van het leven. Zouden we zonder vertrouwen goed kunnen leven? Ik denk het niet. In een periode in mijn leven dat ik helemaal geen vertrouwen had en daarom vooral veel houvasten zocht hoorde ik de boeddhistisch leraar Sogyal Rinpoche bij de start van de meditatie steeds zeggen: “Breng je geest thuis”. Heel lang wist ik niet waar hij het over had – waar moet ik mijn geest heenbrengen? Inmiddels is het voor mij een bekend pad. Onze geest is meestal verstrooid over duizend dingen, over alles wat je denkt en vertelt in je hoofd, je plannen en je oordelen. Je geest thuis brengen is tot rust komen, in helderheid, los van het grijpen en oordelen, vol aandacht. Het is, denk ik, precies hetzelfde als vertrouwen op de Geest van God die jouw geest leidt.

Vertrouwen is een prachtige kwaliteit van het leven. Je vertrouwt omdat je nog niet zeker weet. Er zit dus niet weten in én dat niet erg vinden. Vertrouwen is gelijkmoedigheid met een vleugje geluk. Emaho zegt dat dat vertrouwen je helpt tot je het niet meer nodig hebt. En je hebt het niet meer nodig, als je het volledig weet, als je helemaal kan leven vanuit dat vertrouwen.
Ik denk dat vertrouwen eigenlijk een seculiere term is voor geloven. Je hebt een gelóóf in God nodig totdat je in je leven helemaal vanuit God kan leven en God helemaal in jou leeft. Ons geloof is licht, het is de Geest van God die ons leidt, die ons met een warm hart het goede laat doen. Je onwetendheid is verbrijzeld als je dat beseft, als je het vertrouwen voorbij bent, als je leeft vanuit de Geest van God, of in andere termen: als je volledig leeft vanuit je hart, vanuit mededogen met alle wezens.

Dan hoef je niets meer te geloven, en alleen maar de genade te ontvangen: De Geest van God is er, onloochenbaar en wijst je de weg.

Amen


25 januari 2015, Afscheidsviering van Ton Wiemers in zijn geliefde Duif
Geboren 6 mei 1922 en gestorven 20 januari 2015

Inleiding

Lieve mensen, lieve Carla, zus Paula, familie, vrienden van Ton Wiemers, heel hartelijk welkom hier in De Duif, de geliefde kerk van Ton. Wat ongelooflijk fijn dat we met zoveel mensen hier aanwezig zijn om afscheid te nemen van een prachtig mens. Afgelopen dinsdag heeft Ton, 92 jaar oud, met een brede glimlach op zijn gezicht afscheid genomen van zijn geliefde Carla en van zijn geliefd leven.
Vandaag zullen we Ton herdenken, er zullen familieleden en vrienden spreken, we zullen bidden en zingen – alles om hem te eren. Het is droevig dat hij is gestorven, maar tegelijk is dit ook een blije viering, want wat een prachtig mens was hij en wat heeft ons wel niet allemaal geschonken! De dankbaarheid om wie Ton was en om alles wat hij heeft bewerkstelligd in het leven verandert de pijn in vreugde.

Ton heeft altijd gedaan wat hij nodig vond, eigenzinnig en enthousiast. Hij heeft zich nooit iets aangetrokken van het oordeel van anderen. Hij was eerlijk en open, recht voor zijn raap en soms een beetje kribbig, dat maakte hem wel zo charmant. En hij kon ook altijd weer relativeren en had een mooi gevoel voor humor. Hij ging letterlijk en figuurlijk rechtop door het leven, met een glimlach, nieuwsgierig, hoffelijk en verwonderd.

Binnen een paar weken nadat deze kerk door het parochiebestuur was gekraakt omdat het bisdom de kerk wilde sluiten, stond Ton achterin de kerk en bood zijn hulp aan. Hij werd de nestor van De Duif. In het begin ging hij nog voor als priester, hij deed mee aan de avondenlange vergaderingen en bood een theologisch kader voor een vernieuwing van de gemeenschap, dat stond als een huis. Dankzij hem, zijn doorzettings¬vermogen en zijn vermogen om te inspireren en te relativeren, werd deze kerk wat het nu is: een gemeen¬schap van bevlogen mensen die gezamenlijk alle ambten dragen en benoemen waar het op staat.

Wij zullen dan ook samen een viering neerzetten die Ton waardig is, vanuit de Duif, aangesterkt met geliefde vrienden uit de Dominicuskerk waar Ton ook graag kwam. Vanmiddag zullen Juut Meijer en ik samen voorgaan. Juut is voorganger in de Dominicus en Ton heeft mij ooit, tot mijn grote geluk, jaren geleden uit de Dominicus naar De Duif gestuurd waarna ik hier voorganger werd.

Ik bid dat deze viering ons zal helpen om Ton los te laten, in blijdschap om alles wat hij ons gaf.

Overweging

Lieve mensen, het geloof is iets heel anders dan de meeste mensen denken. Ton zei het zo (1999): “Geloof is alsmaar vragen stellen met een hart vol vertrouwen, en dat hart wordt niet ongeduldig als het antwoord uitblijft.”
Wat een typerende uitspraak van Ton. Kort maar krachtig en een mooiere uitleg van de woorden van Johannes, die we net lazen, ken ik niet. Als je leeft vanuit de liefde in plaats vanuit de regels, leef je vanuit de Geest van Waarheid, en dat is met een onderzoekende en vertrouwende geest.
Ton heeft dát geloof zelf ten volle geleefd, hij heeft handen en voeten gegeven aan die Geest van Waarheid. Niets op gezag aannemen, alles zelf onderzoeken en vertrouwen hebben omdat je weet dat de weg die je moet gaan zich zal openbaren. En zijn zoektocht was een levenslang goed leven, vragend, verwonderend, genietend.

Hij was van meet af aan al een bijzonder priester. Het begon al vroeg: hij wilde niet alleen maar missen opdragen. Als kapelaan hield hij juist van de huisbezoeken, hij praatte graag over wat het geloof de mensen bracht in hun dagelijks leven, ten goede of ten kwade. En hij vond het maar niets dat de huisbezoeken afnamen toen het maatschappelijk werk opkwam.
Daarom trok Ton naar Brazilië, om er 10 jaar opbouwwerk te doen in kerk en maatschappij, zoals we al in de mooie verhalen hoorden. Toen hij weer wat nieuws wilde, adviseerde Dom Helder Camara hem terug te gaan naar Nederland.
In 1969 kwam Ton terug in Nederland. Het waren de jaren na het 2e Vaticaans Concilie, en de hele kerk was in beweging. Dat trok Ton wel aan. Ton was niet alleen onderdeel van de vernieuwingsbeweging van de kerk maar vooral voorvechter.
Hij wilde financieel onafhankelijk zijn van het bisdom. Daarom vond hij naast een parttime baan als priester, een baan als maatschappelijk werker bij de reclassering van psychiatrische delinquenten. Tegelijkertijd engageerde hij zich met de Duif, toen deze met sluiting bedreigd en gekraakt werd in 1974. Ton bleef hier 23 jaar als voorganger en nog veel langer als gastvoorganger. Over de roerige jaren van veel vergaderen en herijken van al wat was overgeleverd zei Ton in 1999:
“En zo is het gebeurd met mij dat ik mijn hoogheilig priesterambt, waar ik zoveel jaren naartoe heb geleefd en dat ik met zoveel schroom een halve eeuw geleden heb ontvangen, hier in De Duif langzamerhand ben kwijtgeraakt. Hier immers waren we revolutionair bezig, juist om dit kerkgebouw te behouden moesten en konden we de oude kerkstructuur kritisch bekijken. Juist om de traditie van deze parochie te redden moesten we de Traditie van de Kerk van Christus kritisch bekijken. We bemerkten dat problemen met oude tradities geen problemen meer zijn wanneer je kijkt naar de oudste traditie van de Kerk, en dat dat wonderwel klopt met nieuwe inzichten in theologie en kerkopbouw. Veel zaken van onze traditionele klerikale kerk werden zo met liefde overboord gezet en mijn oude priesterroeping kreeg meer menselijke proporties. Zo kan ik na 50 jaar priesterwerk met voldoening vaststellen, dat er bij mij een ontwikkeling in denken en doen heeft plaatsgevonden, die gelijke tred hield met de opvattingen van mijn eigen gemeente.”

Het evangelie is een boodschap van ontvoogding en bevrijding, verkondigde Ton. Jezus wil een kerk van gelijkheid van alle mensen, zonder onderscheid tussen man en vrouw, blank en zwart, arm en rijk, leek en priester. Ton beschouwde het feminisme als een belangrijke correctie op het patriarchale en onderdrukkende karakter van bijbel en traditie. Hij wilde “de krant op de bijbel leggen. In de bijbel lezen we het grote verhaal, het verhaal hoe God de wereld bedoeld heeft, en in de krant lezen we wat de mensen daarvan brouwen. Wij zullen ons weer druk moeten maken over wat de mensen van deze wereld maken en zorgen voor gerechtigheid en solidariteit.” Daarom organiseerde hij een kerkasiel voor 182 Marokkanen in 1978 in De Duif. Daarmee blies hij het begrip kerkasiel in Nederland weer nieuw leven in. Negentien jaar later zorgde Ton ervoor (1997) dat De Duif weer meedeed aan het kerkasiel voor 10 Iraniërs.
Tijdens dat allereerste kerkasiel, dat een paar maanden duurde, werden er spontaan diensten gehouden samen met protestanten. Ton pakte dat op en bevorderde het dat gewone kerkgangers, vrouwen en mannen, protestant en katholiek voorgingen in de kerk. Toen dat maar niet van de grond kwam, zette hij de Duifgemeenschap voor het blok door op te stappen, om pas weer terug te keren toen een aantal mannen en vrouwen het voorganger¬schap op zich genomen had. Het proces dat daarmee op gang kwam bleek onomkeerbaar. We kiezen nog ieder jaar onze voorgangers uit eigen gemeenschap.

Ontvoogding en bevrijding waren twee kernwoorden voor Ton. Heilige huisjes brak hij graag af. Over het feest van De Heilige Familie zei hij (in 1998): “Ik houd niet van dit feest. Het begint al met die lezing, daar krijg je toch de kriebels van. Respect voor je ouders hebben is prima, maar dat moet wel wederzijds zijn.” Om dan vervolgens in zijn preek op de gevolgen van ongelijkwaardigheid te wijzen en het misbruik te benoemen en aan te geven welke houding dat veroorzaakt en in stand houdt. Weg met de schijnheiligheid.
Ton hoopte dat na het 2e Vaticaans Concilie het celibaat werd afgeschaft, hij verlangde naar de intimiteit en geborgenheid van de liefde. Hij leerde Carla kennen toen hij in 1976 op bezoek ging naar Brazilië en ook Carla meeging. Na het nodige vuurwerk, werd hun relatie stabiel en kochten ze een huis en trouwden in 1991. Twee breed georiënteerde, eigenzinnige en onafhankelijke mensen; die waren aan elkaar gewaagd. Samen hebben ze vele mooie en gelukkige jaren doorgebracht, en toen Ton geveld werd in 2008 door een herseninfarct en aan vasculaire dementie ging leiden, bleef Carla dicht bij hem, hoe zwaar dat soms ook was. Toen hij niet meer thuis kon blijven heb je hard geknokt, Carla, voor een goed nieuw thuis voor Ton. Hoe zwaar was het niet hem achter te laten op een plek die niet goed voor hem was. Het lukte je om voor Ton een plek bij Hogewey te krijgen waar hij in een mooi huis zijn laatste jaren op zeer liefdevolle manier werd verzorgd, door de verzorgers maar ook dagelijks door Carla. Het werd een tweede thuis voor Ton en Carla.

Lieve mensen, de eerste keer dat ik voorging met Ton was in 1996. Het ging over “De dood voorbij” en Ton vertelde op zijn onnavolgbare wijze nuchter over de dood. Zijn overweging begint zo: “De ergste ramp die een mens kan treffen is doodgaan, sterven, de pijp uit, afgelopen.” Maar Ton geloofde in een leven na de dood, een leven met hetzelfde ik-bewustzijn als wij hebben tijdens het leven. “Dat is een geloof” zei hij, “daar moet je niet allerlei fantasieën omheen gaan hangen. Het zal toch iets totaal anders zijn, waarvan wij nu nog geen benul hebben.” En ik citeer verder: “Zoals de bijbel zegt: We sterven als een graankorrel in de aarde. Er blijft niets van over, maar er groeit iets totaal anders uit. Christus heeft de dood overwonnen, maar niet de dood weggepraat of weggeredeneerd. Ook híj stond te huilen aan het graf van zijn vriend. Wees maar bedroefd en laat de grond onder je voeten wegzinken als je hem of haar moet verliezen zonder wie je niet kunt leven. Alleen: wees niet helemaal wanhopig en troosteloos. Want er zijn dingen die sterker zijn dan de dood. Er is hoop.”
Tot zover de woorden van Ton.

Dat het zo moge zijn, amen.



Wil je meer lezen, klik door naar Overwegingen 2014.